|
|
Psychologische Dienst
|
|
||
|
|
|
|
||
De Dienst Klinische
Psychologie als een ziekenhuisfunctie
|
||||
|
KlinPsy - dossier |
||||
Werkmodellen
|
||||
Psychologische
Dienst
|
||||
|
|
||||
|
|
Klinische Psychologie België |
|
![]()
Op een paar
uitzonderingen na, waren de eerste klinisch psychologen die in Algemene
Ziekenhuizen werkten, verbonden aan de psychiatrische afdelingen. In de loop
van de dertig laatste jaren werden de klinisch psychologen steeds meer
betrokken in de hulpverlening aan patiënten van andere afdelingen en uit de
ambulante sector.
De wijze waarop de
klinisch psychologen tegenwoordig ingeschakeld zijn in de organisatiestructuur
van het Algemeen Ziekenhuis verschilt sterk van ziekenhuis tot ziekenhuis.
In dit dossier wordt
het organisatiemodel van een centrale Dienst Klinische Psychologie als
ziekenhuisfunctie uitvoeriger besproken. We beschouwen dit model duidelijk als
het beste voor een Algemeen Ziekenhuis. In dit dossier willen we aantonen
waarom. We willen ook een aantal organisatorische aspecten bespreken.
Dit model lijkt ons
ook toepasbaar op psychologische diensten van Psychiatrische Ziekenhuizen, maar
we laten het graag aan die collega’s om zich uit te spreken over het beste
werkmodel daar. De auteur van deze tekst werkt een kwarteeuw in een Algemeen
Ziekenhuis en schrijft vanuit dat perspectief.
![]()
De klinisch
psycholoog heeft een universitaire opleiding van minstens vijf jaar. Vaak heeft
hij ook een universitaire vervolgopleiding. Meer informatie over de opleiding
in de psychologie is te vinden bij KlinPsy-Opleiding.
In de periode
2000-2002 hebben we met een werkgroep binnen de Belgische Federatie van
Psychologen intens
gewerkt aan de opstelling van een consensustekt
over de uitoefening
van de klinische psychologie.
Het is passend om
hier een paar passages aan te halen:
- Betreffende de
definitie van de klinische psychologie:
“De klinische psychologie is een wetenschappelijke discipline die zich in
zijn toepassing richt op het gezonde psychologische functioneren - ervaring en
gedrag -, alsook op het psychologische functioneren dat in vraag wordt gesteld,
in gevaar is of verstoord is. Vanuit een wetenschappelijk standpunt behelst de
klinische psychologie (a) de studie van het normale en verstoorde psychisch
functioneren op zich en (b) de studie van de band tussen het psychisch
functioneren enerzijds en de somatische toestand, de omgeving en gezondheid van
de persoon en de systemen waartoe deze behoort anderzijds. Gebruik makend van
de kennis (wetenschappelijk en klinisch-theoretisch) en kunde (methoden en
technieken) die voortvloeit uit deze studie, richt de klinische psychologie
zich in de praktijk op de psychologische en relationele processen van de
betrokken personen alsook op hun context. Zij heeft als doel deze processen en
context te analyseren en/of te ondersteunen en/of te verbeteren, en het hieraan
gerelateerde gedrag (of gedragsmogelijkheden) in gunstige zin te wijzigen.
Hiertoe maakt de klinisch psycholoog op een autonome en verantwoorde wijze
gebruik van methoden voor preventie, diagnostiek, advies, revalidatie en
behandeling.”
- De klinisch
psycholoog functioneert enerzijds autonoom binnen het eigen domein, en
anderzijds zal hij vanuit een bezorgdheid om de psychologische, biologische en
sociale aspecten van de gezondheid van de patiënt horizontaal samenwerken met
de andere disciplines werkzaam binnen de gezondheidszorg in wederzijds respect
voor ieders specifieke competenties. Voor de verdere invulling van de begrippen
autonomie en samenwerking verwijzen we hier expliciet naar de consensustekst.
De klinisch psychologen
zijn reeds meer dan dertig jaar werkzaam in de gezondheidszorg. Pas recent is
men begonnen met de wettelijke regeling van de uitoefening van de klinische
psychologie. Hier verwijzen we naar het KlinPsy-dossier
Statuut Psycholoog.
![]()
Werkmodellen
De manier waarop
klinisch psychologen ingeschakeld zijn in algemene ziekenhuizen is in
belangrijke wijze beïnvloed geweest door de financieringswijze, door het aantal
psychologen dat werkzaam was in hetzelfde ziekenhuis, door het al dan niet
parttime verbonden zijn aan meerdere diensten van dezelfde psycholoog en door
het al dan niet ook ambulant werken van die psycholoog.
In ons KlinPsy-dossier over
tewerkstelling
hebben we een inventaris gemaakt van de wetgeving waarin vermeld is op welke
diensten of zorgprogramma’s tewerkstelling van psychologen moet of kan. (De
tewerkstelling via RIZIV-conventies is er niet vermeld omdat de teksten daarvan
niet online te raadplegen zijn.)
Er zijn psychologen
die praktisch uitsluitend voor opgenomen patiënten werken van een bepaalde
psychiatrische afdeling (volwassenen of kinderen), voor wie het werkveld
beperkt is tot die afdeling en die hiërarchisch ressorteren onder de psychiater
of de verpleegkundig directeur (in de praktijk vaak de hoofdverpleger). Het ten
onrechte indelen van de psychologen bij de paramedici is wellicht niet vreemd
aan dit organigram.
Naarmate psychologen
ook ambulant werken met psychiatrische patiënten gebeurt dit dikwijls binnen de
psychiatrische consultaties, in al zijn aspecten.
Vooruitlopend op een
regeling voor de liaison-psychiatrie wordt op een aantal plaatsen dat
consultatiemodel waarbij de psycholoog ingebed zit in de psychiatrische
consultatie reeds toegepast voor interne consulten.
In de loop van de
jaren zijn er ook psychologen aangeworven voor afdelingen kinderoncologie, voor
de zorgprogramma’s reproductieve geneeskunde en hartrevalidatie, voor de
palliatieve zorgen, in het kader van gespecialiseerde diensten.
Verder werken er ook
psychologen via conventies voor chronisch vermoeidheidscentra, NOK,
locomotrische revalidatie, mucovicidose, pijncentra tewerkgesteld zijn.
In een aantal
ziekenhuizen zijn die psychologen uitsluitend verbonden aan de dienst waarvoor
ze gefinancierd zijn. Zo zijn er soms ziekenhuizen waar de psychologen elkaar
nauwelijks kennen.
In een aantal andere
ziekenhuizen is men gekomen tot een groepering van de psychologen. Soms is dat
beperkt tot overleg inzake stages, bijscholing en aankoop van testen.
Soms ziet de hele
ziekenhuisgemeenschap voldoende de noodzaak in van de hulpverlening door
psychologen dat ze beslissen om een aantal psychologen te laten werken,
financieel ten laste van die hele ziekenhuisgemeenschap, en dit zowel voor
ambulante als voor verblijvende patiënten.
Vooral daar, maar
niet uitsluitend, is men gekomen tot een volwaardige Dienst Klinische
Psychologie als ziekenhuisfunctie met een eigen interne taakverdeling, eigen diensthoofd,
secretariaat, facturatie, boekhouding, enz.
Juist op het moment
dat klinisch psychologen groeien naar eigen diensten, ontstaat er een evolutie
binnen het ziekenhuiswezen waarbij men in het kader van een grotere
multidisciplinaire samenwerking de ‘zorgverlening wil kantelen’. Men wil het
systeem van afzonderlijke consultaties vervangen door multidisciplinaire
zorgprogramma’s waarvan men stelt dat daar de patiënt centraal staat.
Feit is dat beide
systemen hun voordelen en nadelen hebben.
- Het
‘consultatiemodel’ heeft als grote voordelen:
-
Binnen
de groep specialisten van een discipline kan men komen tot taakverdeling en
specialisatie. Binnen een gezondheidszorg die op alle vlakken met rasse
schreden vooruitgaat is hyper-specialisatie gewoonweg een noodzaak. De
collegiale samenwerking is ook steeds opnieuw uitdaging, correctie en hulp
hiervoor.
-
Binnen
een consultatiemodel is ook de continuïteit van de zorgverlening over de opname
heen en over de zorgvraag heen gewaarborgd.
Het consultatiemodel
heeft als nadeel dat het multidisciplinair overleg minder gegarandeerd is of
vaak tot uitwisseling van rapporten beperkt is.
- Het werken met
zorgprogramma’s heeft als voordeel dat het multidisciplinair overleg iets meer
gewaarborgd is. Men moet ‘beroep kunnen doen op’ of soms wordt zelfs omschreven
hoeveel personen van een bepaalde discipline per aantal bedden, of opnames of
dossiers moet aanwezig zijn.
Vooral wanneer het
gaat om inschakeling van één vaste persoon op een gespecialiseerde dienst of
zorgprogramma, heeft dat vaak als effect dat die persoon juist niet meer
gespecialiseerd is voor alles wat hij er moet doen. De psycholoog van de
hartrevalidatie moet dan zowel gespecialiseerd zijn in opvang van personen die
een ernstige aandoening te verwerken hebben, als in onderzoek van de cognitieve
vermogens na hartstilstand, als inzake beroepsheroriëntatie, als in opvang van
seksuele en relationele problemen, als in de behandeling van stress- en
hyperventilatieklachten, als competent zijn voor heel het gamma
psychopathologie dat kan voorkomen bij patiënten die ook een hartaandoening
hebben, enz. Terwijl het zorgprogramma of de dienst ‘gespecialiseerd ‘ is moet
de klinisch psycholoog terug omnipracticus zijn binnen zijn eigen discipline.
De vaste inschakeling
van een psycholoog bij de opgenomen patiënten van één specialiteit heeft ook
als gevolg dat er naar die patiënt geen continuïteit kan geboden worden wanneer
deze nadien voor een andere problematiek in het ziekenhuis wordt opgenomen. Het
belang van dossierkennis, vertrouwdheid en relatie kan toch moeilijk ontkend
worden in de psychologische hulpverlening.
Men mag dus niet te
gemakkelijk zeggen dat het ene systeem beter is dan het andere voor de zorg aan
de patiënt.
Deze confrontatie
van werkmodellen binnen de wijzigende ziekenzorg plaatst de klinisch
psychologen evenwel voor een uitdaging bij de verdere uitbouw van hun eigen
werkmodel. Het is dus zaak om een model te maken dat een synthese is van deze
twee benaderingswijzen, een model dat de kans biedt tot:
- intense multidisciplinaire samenwerking
- diepgaande specialisatie van de
hulpverlener
- continuïteit over zorgvraag en opname
heen.
![]()
De klinisch
psychologische dienst als ziekenhuisfunctie in een algemeen ziekenhuis is zoals
wij die voorstellen als volgt te omschrijven:
-
Centraal
georganiseerde, maar zeer sterk in het hele ziekenhuis geïntegreerde dienst die
psychologische hulpverlening biedt over de afdelingsgrenzen heen, waardoor
multidisciplinaire samenwerking ingebed zit in zijn structuur. De
organisatievorm laat naast continuïteit voor de patiënt ook doorgedreven
specialisatie van de psycholoog toe zodat een gespecialiseerd aanbod van
psychologische hulpverlening van baby tot hoogbejaarde kan aangeboden worden,
dit zowel op vlak van diagnose, advisering, begeleiding als therapie. Het
aanbod richt zich onder meer naar cognitieve, emotionele, intrapsychische en
interpersoonlijke problematieken.
-
De
dienst adviseert en begeleidt ook mensen bij wie veranderingen in leefstijl en
gedrag belangrijk zijn ter voorkoming van ontstaan of verergering van ziekten
en begeleidt zieken in het verhogen van leefkwaliteit, het omgaan met de ziekte
en met de ingestelde behandelingen.
-
Tenslotte
heeft de psycholoog een adviserende functie ten aanzien van het algemeen
beleid, organisatie en zorg voor de patiënt binnen de totaliteit van het
ziekenhuis en dit vanuit een psychologisch denkkader.
We willen dit
toelichten:
- Wanneer men
alle klinisch psychologen van een ziekenhuis in een centrale dienst samenbrengt
en daar dan van hen verwacht dat ze zich in een bepaalde richting
specialiseren, dan bekomt men uiteraard dat ze vooral met bepaalde afdelingen
gaan samenwerken, maar maakt men ook dat ze bereikbaar zijn voor zogvragen
binnen hun specialiteit, van waar die ook komen. We geven enkele voorbeelden:
Een neuropsycholoog die zich specialiseert in cognitief verval bij ouderen zal
uiteraard op de eerste plaats nauw samenwerken met de geriatrie, de
geheugenkliniek en de neurologie, maar zal ook bereikbaar zijn voor die patiënt
die na een val op de orthopedie ligt, of die na een hartstilstand op de
cardiologie ligt, of die op de revalidatieafdeling toch een paar keer zijn weg
verloren is. Een psychologe die zich met moeder- en kindzorg bezighoudt zal
aangesproken worden door de pediaters, door de gynaecologen bij abortusvraag of
bij vraag naar in vitro fertilisatie en dat allemaal zowel ambulant als
verblijvend. Een psycholoog die zich bezighoudt met pijnproblemen bij het
bewegingsapparaat zal uiteraard nauwe samenwerkingsverbanden hebben met de
revalidatieartsen, de orthopedisten, reumatologen en pijnkliniek, maar kan ook
tussenkomen bij soortgelijke problemen vanuit andere afdelingen en ambulant.
Het ingebed zijn in een centrale dienst is duidelijk geen rem voor zeer intens
multidisciplinair overleg. Het biedt wel de kans op hoge specialisatiegraad en
op continuïteit in de zorg.
- De tweede
functie betreft dus heel de sector van de gezondheidspsychologie. Ook dit moet
zijn plaats krijgen in de zorg die geboden wordt door ziekenhuispsychologen.
Men probeert ongezond gedrag te veranderen voor de ziekte begint (denken we
maar aan stress-management en tijdsbeheer, rookstop,…), ziektegedrag te
beïnvloeden wanneer er reeds symptomen zijn (denken we aan de rugschool) en het
ziekterol-gedrag te beïnvloeden eens de ziekte is geïdentificeerd en de
behandeling is gestart.
- Tenslotte is
het wenselijk dat klinisch psychologen vanuit hun dagdagelijkse betrokkenheid
op de patiëntenzorg en hun specialistische kennis van het menselijk gedrag
adviserend optreden naar het beleid toe. We denken hier bijvoorbeeld aan
projecten zoals kindvriendelijkheid, patiënt-vriendelijkheid, enz.
![]()
Een dergelijke
dienst veronderstelt een eigen plaats in het organigram van het ziekenhuis.
Aan het hoofd van de
Dienst Klinische Psychologie staat een hoofdpsycholoog die de werking van de
dienst coördineert. Hij overlegt met de verantwoordelijken van de verschillende
zorgprogramma’s, afdelingen en consultaties over de psychologische inbreng in
de verschillende zorgprogramma’s.
Het is wenselijk dat
de dienst ressorteert onder de medisch directeur. Het medisch departement
groepeert in deze visie de autonome gezondheidszorgberoepen.
Binnen de Dienst
Klinische Psychologie zijn alle klinisch psychologen van het ziekenhuis
verzameld die effectief als klinisch psycholoog werkzaam zijn. Eventueel kunnen er gegradueerden in de
psychologie werken onder de leiding van de klinisch psychologen.
De financiering van
klinisch psychologen in de algemene ziekenhuizen is een nijpend probleem. In
heel wat wetteksten wordt gesteld dat men moet kunnen beroep doen op een
psycholoog, maar wordt er geen financiering voorzien. Op enkele plaatsen
gelukkig reeds wel. Een overzicht van de tewerkstelling van psychologen is te
vinden in ons KlinPsy-dossier
Tewerkstelling. Hier geven we een korte samenvatting van wat voorzien is
voor algemene ziekenhuizen:
- Voor de
kinderpsychiatrie is er via de ligdagprijs financiering van 1 voltijds psycholoog
per 20 zieken. Dit kan nog aangevuld worden als men kiest voor psychologen voor
een aantal betrekkingen waarvoor men de keuze heeft.
- Voor de
volwassenenpsychiatrie is er via de ligdag financiering voorzien van een
psycholoog per zestig patiënten. Dit kan eveneens aangevuld worden als men
kiest voor psychologen voor een aantal betrekkingen waarvoor men de keuze
heeft.
- Voor de
Sp-diensten psychogeriatrie is er via de ligdag een voltijds psycholoog
voorzien per 90 bedden.
- Voor de
palliatieve functie is er financiering voor een halftijds psycholoog per 500
acute bedden.
- Voor een
intercultureel bemiddelaar kan beroep gedaan worden op een psycholoog en is er
een bepaalde financiering voorzien.
- Voor de
cardiologische revalidatie is er betaling via de nomenclatuur en moet er
minstens een halftijds psycholoog zijn.
- Voor de
kindergeneeskunde is er vanaf een dienst van 30 bedden een voltijdse job
voorzien voor psychosociale steun. Dit kan een psycholoog zijn. De wet verplicht
dat het iemand is met minstens een hoger diploma van het korte type.
- Voor
kinderoncologie is er financiering voor 1 voltijds ‘psychosociaal’ voor 6 tot
13 bedden, en meer voor grotere afdelingen. Dit kunnen psychologen zijn, maar
dat is niet verplicht.
- Voor de
gespecialiseerde diensten revalidatie, palliatieve en neurologische,
locomotorische en chronische aandoeningen is bepaald dat men moet kunnen beroep
doen op een psycholoog, maar van financiering is geen sprake.
- Hetzelfde is
het geval voor het recent gepubliceerde zorgprogramma voor oncologische
basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie. Men moet kunnen op beroep doen
op een klinisch psycholoog, maar van financiering is geen sprake.
- Ook het
zorgprogramma reproductieve geneeskunde vermeldt “medewerking van daartoe
gekwalificeerde hulpverleners die instaan voor de nodige psychologische,
sociale, juridische en morele begeleiding van de patiënten teneinde hen in
staat te stellen de verkregen informatie te verwerken en de daaruit
voortvloeiende problemen op te vangen”. Er wordt niet gezegd wie dat moet
financieren.
- Binnen bepaalde
ziekenhuizen zijn er conventies afgesloten met het RIZIV waarvoor dan
financiering voor psychologen voorzien is.
- Vaak is er een
gedeeltelijke financiering ten laste van de patiënt, vaak van een grootte-orde
van de remgelden van psychiatrische consultaties. Dit geeft dan aanleiding tot
een deficiet van de Dienst Klinische Psychologie dat dan gedragen wordt hetzij
door de ziekenhuisgemeenschap, hetzij door alle of een groep van poliklinieken…
verrekend in de afhoudingspercentages van de honoraria in globo. Er is nogal
wat variatie en creativiteit. Maar uiteindelijk blijft het kunst en vliegwerk
voor een kwestie waarvan iedereen stilaan het belang inziet van een degelijke
financieringsregeling.
De oplossing die
hier voorgesteld wordt is dat de Dienst Klinische Psychologie een ziekenhuisfunctie
wordt zoals de apotheek en de klinische biologie. Om als algemeen ziekenhuis te
moeten werken moet men beschikken over een Dienst Klinische Psychologie. Deze
wordt centraal gefinancierd op basis van parameters die te maken hebben met de
globale ziekenhuiswerking.
Het is belangrijk
voor de professionele autonomie dat de klinisch psycholoog in zijn financiering
niet afhankelijk is van de artsen waarmee hij samenwerkt. De psycholoog is geen paramedicus. Het is dan
ook belangrijk dat hij niet geparamedicaliseerd wordt via de financiering.
Het is perfect
mogelijk om een centrale financiering van klinisch psychologen te voorzien die
op een gedifferentieerde wijze rekening houdt met bepaalde specialismen die
aanwezig zijn in bepaalde ziekenhuizen.
Wel lijkt het
wenselijk om voorzieningen zoals de palliatieve functie die nu ook rekening
houdt met de totale ziekenhuispopulatie in de nieuwe berekeningswijze te
verwerken.
Ook zou het goed
zijn om wetgevingen die de keuze laten tussen verschillende hulpverleners meer
te differentiëren. Termen zoals “psychosociaal” zijn niet te verkiezen. Een
klinisch psycholoog is geen maatschappelijk werker en omgekeerd. Men moet weten
wie men wil en het prijskaartje mag niet de doorslag geven voor de bepaling
welke discipline aangeworven wordt.
Al die
verwijzingen naar “men moet kunnen beroep doen op “ zou men kunnen opvullen
door een basisfinanciering.
- Men kan een
basisfinanciering voorzien van bijvoorbeeld 1 voltijds per 100 bedden en
daarenboven zou men voor kinderpsychiatrie, volwassenenpsychiatrie, cardiale
revalidatie, kinderoncologie en psychiatrische spoedgevallen, … nog extra
klinisch psychologen kunnen voorzien.
Het zou dan de
taak zijn van de hoofdpsycholoog om te maken dat er op jaarbasis binnen de
psychologengroep een billijke spreiding (rekening houdend met die supplementen)
komt naar de verschillende zorgprogramma’s.
- Naast de
financiering van de hulp aan de opgenomen patiënten dient er ook een
financiering te komen van de zorg aan de ambulante patiënten. Ook daarvoor zijn
er verschillende mogelijkheden.
Zo zou men
bijvoorbeeld kunnen werken met forfaits in functie van het aantal lopende
dossiers in het kader van een zorgprogramma. In de diagnostische fase kan dat
soms grillige effecten geven. We geven een voorbeeld: Er zijn plannen om het
cognitief onderzoek in het kader van terugbetaling Alzheimer medicatie te
betalen. Dit zal als gevolg hebben dat men een honorarium ontvangt als de
patiënt dementeert. Als hij depressief is niet. Hetzelfde onderzoek bij een
Parkinsonpatiënt maakt dan helemaal geen kans op terugbetaling. Het kan niet
dat de betaling van hetzelfde onderzoek afhangt van de uiteindelijke diagnose.
Ook in de therapeutische of begeleidende fase zal de vraag zich opdringen wat
een billijk aantal tussenkomsten is voor het forfait dat men ontvangt.
De oplossing ligt
vermoedelijk in een eigen nomenclatuur voor ambulante prestaties door klinisch
psychologen, maar dan voor alle klinisch psychologen en niet enkel voor die
verbonden aan een ziekenhuis.
Wellicht is het
nu prioritair om te zorgen voor een goede financiering voor de zorg aan
opgenomen patiënten, er wel rekening mee houdend dat de opnameduur drastisch
daalt maar dat elke patiënt minstens evenveel zorg nodig heeft als vroeger.
Wanneer klinisch
psychologen in een ziekenhuis gaan werken, dan is dat omdat ze als academisch
geschoolde autonome uitoefenaars van een gezondheidszorgberoep een bijdrage
willen leveren aan de volksgezondheid.
Waar het hen om gaat
is die hulpverlening, hetzij rechtstreeks, hetzij door in te werken op de
organisatie.
De uitbouw van een
eigen dienst is een noodzaak maar niet de hoofdzaak van hun inzet.
Wanneer we het
hebben over de psychologische dienst als ziekenhuisfunctie slaat dit op de
eerste plaats op de hulpverlening van de klinisch psychologen.
De Dienst Klinische
Psychologie is niet een vergaderlokaal waar klinisch psychologen die elders
tewerkgesteld zijn om de zoveel weken eens samenkomen. De dienst is het hart
van waaruit klinisch psychologen overal in het ziekenhuis hun taak vervullen.
De dienst staat in voor een billijke verdeling van de aanwezige mankracht over
alle vragen en projecten binnen het ziekenhuis, rekening houdend met de
profileringen die er zijn inzake financiering. De dienst staat in voor een
billijke permanentie op de verschillende werkplaatsen. De dienst staat in voor
de opvang, professionele begeleiding en intervisie van de nieuwelingen. De
dienst zoekt binnen de groep hoe het best kan ingegaan worden op soms zeer
specifieke zorgvragen.
Om dit te kunnen
vervullen is er vakgericht overleg en coördinatie nodig, maar de dienst is
duidelijk meer dan dat.
Onder vakgericht
overleg en coördinatie kan worden verstaan:
- Er is nood aan een
diensthoofd, die zelf verantwoording verschuldigd is aan de
hoofdgeneesheer-directeur, en die instaat voor de evaluatie van het eigen
personeel.
- Er is nood aan een
eigen kostenplaats binnen het ziekenhuis.
- Er is nood aan
eigen lokalen, een eigen secretariaat, dossiersysteem, facturatiesysteem, een
eigen identiteit naar buitenuit
- Er is nood aan
vertegenwoordiging van de dienst binnen de verschillende ziekenhuisgeledingen.
- Er is nood aan
collegiaal wetenschappelijk overleg.
- Collega’s moeten
bij elkaar te rade kunnen gaan, naar elkaar kunnen doorverwijzen, overleg
kunnen plegen wie best geschikt is voor een problematiek die zich aanmeldt.
- Er moet een
coördinatie zijn voor aankoop en gebruik van diagnostische materialen, voor
gebruik van testlokalen, onderzoekslokalen, behandelkamers, spelkamers.
- Er moet een
planning zijn inzake verdere specialisaties van de verschillende collega’s
zodat zowel permanentie als specialisatie verzekerd is.
- Er moet overlegd
worden inzake opvolging van stagiaires.
- Er moet overleg
mogelijk zijn inzake bijscholing en vorming.
![]()
|
Dit is een niet-officiële en niet-commerciële site. |
||
|
De standpunten die op deze pagina soms worden ingenomen zijn
uiteraard niet bindend |
||
|
|
Laatst bijgewerkt: 17.06.2003 |
|