De derde weg
naar een hedendaagse organisatie van de gezondheidszorgberoepen in België |
||||||||||
|
De
organisatie van de gezondheidszorgberoepen in België Wanneer men de gezondheidszorg wil regelen zijn er steeds twee belangrijke zaken: maken dat niemand gezondheidszorgen toedient die daartoe niet bevoegd is en bepalen welke gezondheidszorger wat mag doen. Na de artsenstakingen in de jaren zestig heeft de regering een volmachtsbesluit uitgevaardigd, namelijk Koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies De beveiliging van de maatschappij
tegen onbevoegden en de uitoefening van de geneeskunde werd daarin geregeld
in één beweging. Wat staat er geschreven ?
Nadat men beschreven heeft wie
onbevoegd is zou men verwachten dat men zou beschrijven wat geneeskunde is,
dat men een positieve definitie zou geven van wat geneeskunde is. Maar de wettekst geeft een negatieve
definitie van geneeskunde:
In eenvoudige woorden zou men
kunnen stellen dat de wetgeving inzake de gezondheidszorgberoepen in België
vertrekt van volgende hoofdregel: |
||||||||||
|
Wie diagnostiek en behandeling doet van een mens en geen arts is doet onwettige uitoefening van de geneeskunde. |
||||||||||
|
En de andere gezondheidszorgberoepen dan ? Er waren in 1967 toch nog andere
beroepen en er zijn er sedertdien nog heel wat bijgekomen? Dit is inderdaad zo. Daarom heeft men in 2001 zelfs de
titel van het KB veranderd. Het heet nu: Koninklijk besluit nr. 78
betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. De titel is wel veranderd, maar de
structuur niet. Eigenlijk zit het in België zo:
|
||||||||||
|
En voor de andere gezondheidszorgberoepen worden er dan uitzonderingen gemaakt:
Schema: |
||||||||||