|
Art. 1. Bescheiden meer dan honderd jaar oud, bewaard door de rechtbanken der rechterlijke macht, de Raad van State, de Rijksbesturen en de provincies worden, behoudens regelmatige vrijstelling, in het Rijksarchief neergelegd.
Bescheiden meer dan honderd jaar oud, bewaard door de gemeenten en de openbare instellingen, kunnen in het Rijksarchief worden neergelegd.
Voor de archieven der gemeenten is de neerlegging verplicht, wanneer de bepalingen van artikel 100 der gemeentewet niet worden nageleefd.
Bescheiden minder dan honderd jaar oud, die geen nut meer hebben voor de administratie, kunnen in het Rijksarchief worden neergelegd op verzoek van de openbare overheden aan wie ze toebehoren.
Archieven van bijzondere personen of van private verenigingen kunnen, op verzoek van de betrokkenen, insgelijks naar het Rijksarchief worden overgebracht.
De Koning bepaalt de modaliteiten van neerlegging en overbrenging en de voorwaarden waaronder de in lid 1 van dit artikel bedoelde overheden van neerlegging van hun archieven worden vrijgesteld.
Art. 2.De in het Rijksarchief geplaatste archiefstukken mogen niet worden vernietigd zonder toestemming van de verantwoordelijke overheid of van de private persoon die de overbrenging verricht heeft.
Art. 3. De ingevolge het eerste artikel, lid 1, in het Rijksarchief neergelegde stukken zijn openbaar. Een reglement van orde, vastgesteld door de Minister van Openbaar Onderwijs, bepaalt de regelen volgens welke zij aan navorsers ter inzage kunnen verstrekt worden.
De expedities of uittreksels worden door de archiefbewaarders uitgereikt, door hen ondertekend en met het zegel van de bewaarplaats bekleed; zij zijn aldus bewijskrachtig in rechtszaken.
Art. 4. Het reglement van orde, vastgesteld door de Minister van Openbaar Onderwijs, bepaalt eveneens de voorwaarden waaronder de in het eerste artikel, leden 4 en 5, in het Rijksarchief neergelegde stukken kunnen geraadpleegd worden.
Art. 5. De overheden, bedoeld in het eerste artikel, leden 1 en 2, mogen geen bescheiden vernietigen zonder toestemming van de algemene rijksarchivaris of van diens gemachtigden.
Art. 6. De stukken, die bewaard worden door de in het eerste artikel, leden 1 en 2 bedoelde overheden, staan onder het toezicht van de algemene rijksarchivaris of van diens gemachtigden.
Art. 7. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 62 van de wet van 25 ventôse, jaar XI tot regeling van het notarisambt:
De houders van minuten, tabellen en repertoria van notariële akten kunnen deze zodra ze vijftig jaar oud zijn in bewaring geven aan het Rijksarchief in de provincie of het administratief arrondissement waarbinnen hun ambtsgebied gelegen is. Zij dienen deze documenten verplicht in bewaring te geven indien ze meer dan vijfenzeventig jaar oud zijn, behoudens wanneer zij op gemotiveerde aanvraag vrijstelling bekomen van de algemene rijksarchivaris.
Deze bescheiden worden vrij raadpleegbaar na honderd jaar, behoudens vroegere toelating gegeven door de minister van Justitie of zijn gemachtigde.
De minuten, tabellen en repertoria van notariële akten die in bewaring werden gegeven aan het Rijksarchief staan onder toezicht van de algemene rijksarchivaris.
Van de in bewaring gegeven minuten wordt bij de overhandiging een inventaris in tweevoud opgemaakt en door de notaris en door de algemene rijksarchivaris ondertekend. Een van de exemplaren wordt als ontvangstbewijs aan de notaris overhandigd.
Voor de Franse tekst klik hier.