De teksten in het kader hieronder geven de visie weer
van onze Federatie. Erna (met + aangeduid) worden de argumenten vermeld, die
pleiten vóór een wettelijke regeling zoals voorzien in het wetsvoorstel in de
Senaat, ingediend onder het nummer 3-689/1.
Daarna (met -) vindt u de redenen uiteengezet waarom een regeling volgens
andere wetsvoorstellen niet onze steun kan wegdragen.
 
 
| 1. Er bestaat maar één gezondheid en één gezondheidszorg, … | 
| Sinds
  1946 al, definieert de Wereldgezondheidsorganisatie gezondheid als een
  toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, die niet enkel
  bestaat uit de afwezigheid van ziekte of invaliditeit. De biologische,
  psychologische en sociale dimensies van gezondheid staan voortdurend met
  elkaar in interactie en vormen één onlosmakelijk geheel. Al kunnen oorzaken
  van lijden of interventies tot remediëren, zich in individuele gevallen
  natuurlijk situeren op slechts één dimensie
  afzonderlijk.  In de Westerse samenlevingen ontwikkelde de
  gezondheidszorg zich als een sterk biologisch gerichte onderzoek- en
  interventiepraktijk. In de loop van vorige eeuw
  groeide hieruit de geestelijke gezondheidszorg als een afzonderlijke
  praktijk, die voor een deel georganiseerd wordt in onderscheiden
  structuren. De afgelopen decennia worden aanzienlijke inspanningen
  geleverd om te komen tot een integratie van ambulante en institutionele
  geestelijke gezondheidszorg enerzijds, én van
  algemene en geestelijke gezondheidszorg anderzijds. Deze integratie
  vindt plaats zowel door samenwerkende gezondheidszorgbeoefenaars te velde,
  als op beleidsvlak door regionale, nationale en supranationale overheden die
  ondersteunende maatregelen en initiatieven nemen.  Het is wenselijk dat de eigen
  benadering van beroepsbeoefenaars die
  zich voornamelijk richten op het psychologisch functioneren ondersteund en
  versterkt wordt door een wettelijke regeling in het KB nr. 78. Deze
  benadering zal de hoofdzakelijk biologische gerichte praktijkvoering
  aanvullen en beïnvloeden. Een meer integrale gezondheidszorg zal de klinische performantie en efficiëntie van het
  totale gezondheidszorgsysteem in België vergroten. De specificiteit van beide
  benaderingen betekent geenszins dat zij niet
  samen kunnen gaan en elkaar aanvullen. 
     | 
+     Het K.B. nr. 78 regelt alle
gezondheidszorgberoepen. De voorgestelde nieuwe gezondheidszorgberoepen kunnen op de meest
eenvoudige wijze toegevoegd worden aan hoofdstuk 1 van dit KB. De wetsontwerpen
Aelvoet/Tavernier (Kamer, Doc. 50 2222/001)
en, meer recent, het wetsvoorstel Vandenberghe-De Schamphelaere-De Roeck-Geerts
(Senaat, 3-689/1),
hanteren een positieve formulering van beroepspraktijken in plaats van
exclusieve bevoegdheden over domeinen te bepalen. Dit lost op een elegante
wijze het probleem van de exclusieve definitie van de geneeskunst op. 
-      Om de eigenheid en specificiteit van de beroepsbeoefenaars die
zich voornamelijk richten op het psychologisch functioneren te respecteren en
ten goede te laten komen aan de bevolking, is het niet vereist om in het KB nr.
78 een apart, ‘derde’ hoofdstuk te voorzien voor de ‘geestelijke
gezondheidszorg’, integendeel. Een derde hoofdstuk organiseert immers de
splitsing van de gezondheidszorg en vermindert de
wederzijds aanvullende impact van de verschillende benaderingen. Het remt de evolutie af naar een geïntegreerde gezondheidszorg die niet alleen kijkt
naar organen en ziektes, maar ook oog heeft voor alle aspecten van het
subjectieve welbevinden. 
 
 
| 2. Beroepen
  regelen, geen sectorbelangen verdedigen | 
| De wetgeving
  betreffende de gezondheidszorgberoepen is een federale bevoegdheid, meer
  specifiek van de Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken.  Elke wettelijke
  regeling van elk beroep in het KB nr. 78
  houdt rekening met diens eigenheid en specificiteit. Geneesheer-specialisten
  in de psychiatrie, huisartsen, verpleegkundigen, logopedisten,
  ergotherapeuten, opvoeders zijn allen beroepsbeoefenaars die zich ook of
  voornamelijk richten op het psychologisch functioneren. Zij kennen al een
  regeling in hoofdstuk 1 van KB nr. 78. Regelingen voor andere
  beroepsbeoefenaars die nog geen wettelijke regeling kennen kunnen er aan
  worden toegevoegd. Naast inhoudelijke
  criteria zijn de noodzakelijke voorwaarden voor een wettelijke regeling van
  een nieuw gezondheidszorgberoep de volgende: 1°) een stevige
  beroepsidentiteit, 2°) eenduidige en kwaliteitsvolle opleidingsvereisten en
  3°) een gestructureerde organisatie.  Een regeling voor de
  klinisch psychologen, klinisch seksuologen en klinisch orthopedagogen
  beantwoordt aan deze voorwaarden. Een regeling voor de psychologisch
  assistenten en de psychotherapie komt in het vooruitzicht.   | 
 
+     De eenvoudige en juridisch correcte optie om enkele beroepen
die zich voornamelijk richten op het psychologisch functioneren en nog geen
regeling kennen, op te nemen in hoofdstuk 1 van het KB nr. 78 werd genomen door
de voorgaande Federale Ministers van Volksgezondheid, en wordt hernomen door
het wetsvoorstel Vandenberghe-De Schamphelaere-De Roeck-Geerts. Voor de BFP
wordt de eigenheid en specificiteit van de nieuwe gezondheidszorgberoepen in
dit laatste voorstel voldoende gerespecteerd.
-      De wetsvoorstellen ‘Mayeur-Lambert-Burgeon’ (Kamer, Doc 51
0861/001) en ‘Cornil-Vienne’ (Senaat, 3
– 807/1) creëren een derde hoofdstuk dat specifiek voorbehouden wordt voor
het veld van de ‘geestelijke gezondheidszorg’. Dit veld wordt aangeduid als
‘sector’ en wordt onderscheiden van de algemene gezondheidszorg.
In het voorgestelde derde hoofdstuk worden een aantal beroepen opgenomen die al
geregeld zijn in het eerste hoofdstuk van het KB nr. 78. In de eerste
plaats de psychiater die als geneesheer-specialist in de geneeskunde reeds kan
terugvallen op uitgebreide wettelijke regelingen en structuren. Welke Raad zal
morgen bevoegd zijn? Is een dubbele erkenning vereist? Ook de verpleegkundigen,
logopedisten, ergotherapeuten, opvoeders kennen al
hun wettelijke regelingen. Van de nog te regelen beroepen werken bovendien een
aantal beoefenaars niet in wat klassiek de geestelijke gezondheidszorg genoemd
wordt, maar in de algemene gezondheidszorg waar zij dan de psychosociale
aspecten behartigen. De structuur van KB nr. 78 als wet betreffende de
gezondheidszorgberoepen wordt hier dus,
tegen alle logica in, doorbroken door een indeling gebaseerd op werkvelden, en dus gezondheidszorgstructuren.
Dit is verwarrend en creëert zonder enige twijfel problemen in de toepassing
van de wet. Zoals in standpunt 1 al werd geargumenteerd
wordt de splitsing tussen algemene en geestelijke gezondheidszorg hierdoor
wettelijk verankerd, daar waar juist een meer integrale zorg voor de
patiënten de doelstelling is.
 
 
| 3. Autonomie in de beroepsuitoefening, niet in de regelgeving | 
| Het principe van een autonome beroepsuitoefening is de rode draad in
  tot nog toe gedane voorstellen van de genoemde beroepsgroepen zelf (zie o.a.
  onze consensusnota
  ‘De uitoefening van de klinische psychologie’, 26-06-2002). In de bestaande
  wetsontwerpen en wetsvoorstellen werden met instemming van de betrokken
  beroepsgroepen modaliteiten toegevoegd betreffende de samenwerking met andere
  beroepsgroepen in functie van een kwalitatieve en integrale zorgverlening aan
  patiënten. De essentie hiervan is dat de klinische psycholoog zijn
  beperkingen kent. | 
+   
Het wetsontwerp Aelvoet/Tavernier bepaalt dat de betreffende
beroepsbeoefenaar de verantwoordelijkheid draagt om te beslissen of de patiënt
uitgenodigd moet worden om een arts te consulteren om de mogelijkheid van
somatische problematiek te laten vaststellen of
uitsluiten. Deze formulering biedt én garanties voor de patiënt én
rechtszekerheid voor de beroepsbeoefenaars. Zij is uitgewerkt na kritiek van de
Raad van State op eerdere formuleringen uit het voorontwerp Aelvoet. Het
wetsvoorstel Vandenberghe-De Schamphelaere-De Roeck-Geerts herneemt deze
formulering. Eventueel kan hieraan worden toegevoegd dat de zorgverstrekking, zo de patiënt hierom verzoekt,
een samenwerking impliceert tussen de diverse beroepsbeoefenaars die aan de
patiënt gezondheidszorgen toedienen. 
-     Het
wetsvoorstel ‘Mayeur-Lambert-Burgeon’ bevat de volgende formulering: ‘De
uitoefening impliceert zo nodig en zo de patiënt daar om
verzoekt een samenwerking tussen diverse beroepsbeoefenaren die in de
gezondheidszorg actief zijn’. Deze formulering maakt de aansprakelijkheid van
de beroepsbeoefenaar afhankelijk van het gedrag van de patiënt en van andere
beroepsbeoefenaars en leidt uiteindelijk tot een paramedicalisering van de
nieuwe beroepen. 
Een overlegplatform met onduidelijke representativiteit ondersteunt dit wetsvoorstel en verstuurde in februari ll. aan politici een motie. In deze motie
wordt onder de noemer van autonomie van de beroepsuitoefening gesteld dat de
beroepsverenigingen zelf de opleiding- en erkenningvereisten, de normen voor
evaluatie, de voortgezette opleiding én de deontologische criteria dienen te
bepalen. Een wettelijke regeling van de gezondheidszorgberoepen houdt juist in
dat de wetgever met het oog op de volksgezondheid de criteria voor erkenning
vast legt. Het behoort tot de ‘good practice’ van diegenen die wetten maken dat
dit gebeurt in overleg met alle belanghebbende partijen (niet alleen de
beroepsgroep). Maar autonomie kan onmogelijk
betekenen dat een beroepsgroep zelf al de genoemde bevoegdheden behoudt. Welke
belangen hier worden gepromoot blijft onduidelijk, de belangen van de patiënt
staan hier alleszins niet op de eerste plaats. 
 
 
| 4. Regelgeving in functie van kwaliteit van
  zorg en maatschappelijke verantwoording 
   | 
| Klinische psychologen wensen als beroepsgroep hun verantwoordelijkheid
  op te nemen en samen met anderen te streven naar een integrale
  gezondheidszorg, naar kwaliteitsgarantie voor de patiënt en naar
  rechtszekerheid van de beroepsbeoefenaar. Klinische psychologen wensen een
  gestructureerde regelgeving voor elk gezondheidszorgberoep en voor het geheel van de gezondheidszorgberoepen.
  Zij zijn bereid ook de plichten op zich te nemen
  die voortvloeien uit een degelijke en onderbouwde wettelijke regeling die
  bovenstaande doelen voor ogen heeft. | 
 
Elk wetsvoorstel dat een afzonderlijk derde hoofdstuk voor
de geestelijke gezondheidszorg in het Kb nr.78 inhoudt, gaat in tegen de
logische structuur van dit KB, leidt tot verwarring en is onwerkbaar. Het gaat
voorbij aan het hoofddoel van het KB. nl. een kwalitatieve en integrale gezondheidszorg
aan de bevolking garanderen.
Alle bovengenoemde elementen doen de BFP-FBP besluiten het
wetsvoorstel Vandenberghe-De Schamphelaere-De Roeck-Geerts te blijven steunen.
De BFP-FBP als overkoepelende nationale beroepsfederatie van psychologen, ondersteunde
al de indiening van het voorstel in mei 2004 samen met verscheidene
verenigingen van patiënten, hun familie, beroepsbeoefenaars en van
universitaire faculteitsverantwoordelijken. De BFP-FBP rekent erop dat de
bevoegde Minister en alle betrokken volksvertegenwoordigers zullen opteren voor
een doordachte regeling met een ruime visie op de toekomstige gezondheid en
gezondheidszorg van de Belgische bevolking.
 
 
| Patrick De Meulemeester | Jean-Marc Priels | 
 
Francis Van Dam
Voorzitter BFP-FBP