COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTÉ PUBLIQUE, DE L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIÉTÉ
van DINSDAG 9 JULI 2002 10:30 uur
du MARDI 9 JUILLET 2002
10:30
heures
08 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de beroepstitel
van de klinisch psychologen" (nr. 7693)
08 Question de Mme Trees Pieters à la ministre de
la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement
sur "le titre professionnel des psychologues cliniques" (n° 7693)
08.01 Trees Pieters (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, naar aanleiding van
de bespreking van de programmawet waar we gesproken hebben over de klinisch
psychologen stel ik nog een vraag om te weten wat de stand van zaken is. Bij de
bespreking hebt u gezegd dat u het advies van de Raad van State de week nadien
in uw bezit zou hebben.
Mijn vraag is drievoudig. Hebt u het advies reeds ontvangen? Wat adviseert
de Raad van State u? Indien dit advies in uw bezit is, wat zult u ermee
aanvangen.
08.02 Minister Magda
Aelvoet: Mevrouw de voorzitter, collega's, ik heb het advies
van de Raad van State ontvangen op 18 juni 2002. In dit advies maakt de Raad van
State een aantal juridisch-technische opmerkingen die geleid hebben tot een
aantal vormelijke wijzigingen. Drie opmerkingen hebben geleid tot een
inhoudelijke tekstwijziging.
De eerste opmerking had te maken met de definitie zelf van de klinisch
psycholoog. Daar heeft de Raad van State opgemerkt dat, door het onderscheid
dat werd gemaakt tussen handelingen die verband houden met psychische problemen
en handelingen die verband houden met stoornissen, de belangen van artsen en
van klinisch psychologen tegen elkaar zouden kunnen worden gesteld. Daarom werd
de aanbeveling geformuleerd dat de wetgever criteria zou bepalen op grond
waarvan die handelingen zouden kunnen worden onderscheiden. Aangezien wij
absoluut niet wensten dat hieruit een belangenconflict zou kunnen voortvloeien
en dat het de enige bedoeling was een onderscheid te maken tussen het
voorzorgsprincipe en de wens van de patiënt die in alle gevallen moest worden
gerespecteerd, gaat nu de voorkeur uit naar het definiëren van het domein van
activiteiten in een luik waarbij wordt voorzien dat, wanneer hij dit nodig
acht, de klinisch psycholoog de verantwoordelijkheid draagt de patiënt uit te
nodigen om een arts te raadplegen.
Ten tweede was er een opmerking over de adviesraden. Daar heeft men de
aandacht gevestigd op het feit dat er op verschillende plaatsen sprake is van
twee raden, met name de Nationale Raad voor de Psychologie en de Hoge Raad
Geneesheren-Specialisten en Huisartsen. De Raad adviseert een volledige
afstemming van de uitoefening van de adviesfunctie. Wij volgen die zaak op.
Ten derde, inzake de overgangsmaatregelen wijst de Raad van State erop dat
in het ontwerp een overgangsregeling wordt voorzien ten gunste van bepaalde
houders van een universitair diploma in de psychologie terwijl de wet van 8
november 1996 ook overgangsmaatregelen bepaalt waardoor een aantal personen die
een diploma in de psychologie hebben behaald in het hoger onderwijs buiten de
universiteit onder bepaalde voorwaarden ook gemachtigd zijn die titel te
dragen. De Raad pleit ervoor om dit in naam van het zorgvuldigheidsprincipe
verder op te volgen. Er is dus effectief een aantal assistenten in de
psychologie dat op basis van de uitdovende overgangsregel de titel van
psycholoog mag dragen. De bedoeling is dat de personen, wanneer zij handelingen
stellen op klinisch-psychologisch terrein, mits een aanvraag om ,erkenning dit
ongehinderd kunnen blijven doen in de toekomst. De aangebrachte wijzigingen
liggen in de lijn van uitdrukkelijke vragen van de Belgische Federatie van
Psychologen. Die Federatie heeft mij trouwens een consensusnota van de
professionele organisaties en de universitaire opleidingen overgemaakt. Op de
interkabinettenvergadering van 26 juni werd een akkoord bereikt om het
aangepaste ontwerp nog voor het reces bij het Parlement in te dienen.
08.03 Trees Pieters (CD&V): Nog voor het parlementair reces?
08.04 Minister Magda
Aelvoet: Ingediend, niet besproken.
08.05 Trees Pieters (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat u inzake de
overgangsmaatregelen zult werken naar analogie van wat er voor de psychologen
bestaat. Of is er een verschil? Zoals u terecht zegt is daar ook een
overgangsmaatregel voorzien voor degenen die niet de universitaire titel hebben
maar een aantal praktijkjaren kunnen bewijzen. Zal dus voor de assistent
klinisch psycholoog op dezelfde manier worden gewerkt?
08.06 Minister Magda
Aelvoet: Het gaat hier niet over assistenten, het gaat over
klinisch psychologen. Wij willen garanderen dat de mensen die gemachtigd waren
om bepaalde behandelingen toe te passen, die praktijk kunnen voortzetten, ook
als ze geen universitair diploma hebben.
08.07 Trees Pieters (CD&V): Dat is zoals bij de psychologen, maar men moet dan toch aan een
aantal voorwaarden voldoen om het te kunnen voortzetten.
08.08 Minister Magda
Aelvoet: Men moet een erkenningsaanvraag indienen.
08.09 Trees Pieters (CD&V): Moet men niet bewijzen dat men zoveel jaar praktijk heeft in de
sector.
08.10 Minister Magda
Aelvoet: Er zijn een aantal voorwaarden voorzien. Wij nemen de
bestaande voorwaarden, zoals ze in de wet van 1996 werden voorzien, ook over.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Bron : http://www.dekamer.be/commissions/cri/50/3/pdf/ic810.pdf
daarin pagina 18 tot 20 van
het document, dit is pdf-pagina 22 tot 24
Naar KlinPsy-dossier
Statuut Klinisch Psycholoog